vorsen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vor·sen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘onderzoeken’ voor het eerst aangetroffen in 1416 [1]
Werkwoord
vorsen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vorsen |
vorste |
gevorst |
zwak -t | volledig |
- onderzoek doen
- Hij zal zijn leven lang de natuur blijven vorsen, zegt hij. „Als ik oud ben en niet meer in bomen kan klimmen, ga ik spinnen en solitaire wespen bestuderen.” (Karin de Mik NRC 19 juni 2012)
Gangbaarheid
- Het woord vorsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "vorsen" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[2] |