voortborduren
Uiterlijk
- voort·bor·du·ren
- samenstelling van voort en borduren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
voortborduren |
borduurde voort |
voortgeborduurd |
zwak -d | volledig |
(scheidbaar)
voortborduren
- doorgaan met iets, verder uitwerken van iets waarmee iemand (anders) begonnen is
- Verscheidene wetenschappers hebben voortgeborduurd op zijn ideeën.
- De sprekers borduurden voort op het thema van de dag.
- Het woord voortborduren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voortborduren" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 13
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 96 %
- Prevalentie Vlaanderen 90 %