voorouderlijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·ou·der·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen voorouderlijk voorouderlijker voorouderlijkst
verbogen voorouderlijke voorouderlijkere voorouderlijkste
partitief voorouderlijks voorouderlijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

voorouderlijk [1]

  1. van de vorige generaties; behorend bij de vorige generaties
     De link tussen Obama en Moneygall werd pas in 2007 bekend. En dat heeft het slaapstadje met zo'n 300 inwoners geen windeieren gelegd. Nu zijn er meerdere winkeltjes die memorabilia verkopen aan de toeristen die naar Moneygall komen. En speciaal voor vandaag hebben inwoners hun huis opnieuw geschilderd, de Amerikaanse vlag uitgehangen, een schilderij van Obama hangt in een van de twee pubs en politie bewaakt het voorouderlijk huis van de Kearneys. Obama kreeg een rondleiding door het huis waar de Kearneys woonden en ontmoette enkele verre verwanten.[2]
     In Colombia kwamen verreweg de meeste natuurbeschermers en milieuactivisten om: 65. In Mexico ligt het aantal bevestigde sterfgevallen op 30, daarna volgen de Filipijnen met 29 en Brazilië met 20. "2020 was het slechtste jaar tot nu toe. De agressie tegen milieuactivisten en mensenrechtenactivisten is sterk toegenomen", zegt Lourdes Castro van de Colombiaanse niet-gouvernementele organisatie Somos Defensores. "Meestal worden inheemse mensen die hun voorouderlijk land verdedigen het doelwit." Volgens de organisatie hebben veel aanvallen te maken met het voornemen om de natuur voor geldelijk gewin te gebruiken, zoals bosbouw, mijnbouw en grootschalige landbouw.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 30 maart 2024 Weblink bron “Obama op tournee door Europa - en een rootsreis?” (23 mei 2011, 17:49), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 30 maart 2024 Weblink bron “227 milieuactivisten vermoord in 2020, meer dan ooit” (13 september 2021, 05:23), NOS