voltrekt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vol·trekt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
voltrekken |
voltrekt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voltrekken
- Jij voltrekt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voltrekken
- Hij voltrekt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van voltrekken
- Voltrekt!