vlakten af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vlak·ten af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afvlakken

vlakten af

  1. meervoud verleden tijd van afvlakken
    • Wij vlakten af. 
    • Jullie vlakten af. 
    • Zij vlakten af. 


Gangbaarheid