visten op

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vis·ten op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opvissen

visten op

  1. meervoud verleden tijd van opvissen
    • Wij visten op. 
    • Jullie visten op. 
    • Zij visten op. 


Gangbaarheid