viewer
Uiterlijk
- vie·wer
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘optisch toestel’ voor het eerst aangetroffen in 1961 [1]
- uit het Engels
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | viewer | viewers |
verkleinwoord |
de viewer m
- een apparaat waarmee beeldmateriaal kunt bekijken
- Een diaprojector is een viewer geschikt voor het bekijken van dia's
- computerprogramma waarmee je de inhoud van een bestand kunt bekijken zonder die inhoud te kunnen wijzigen
- Het woord viewer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "viewer" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "viewer" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be