versleuren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·sleu·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

versleuren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
versleuren
versleurde
versleurd
zwak -d volledig
  1. verplaatsen door te slepen
    • De personeelsleden van Aviapartner op het vliegveld legden het werk donderdagavond neer uit protest tegen de onveiligheid, onderbezetting, het gebrek aan respect en het niet nakomen van afspraken. Volgens het personeel moeten ze met z'n drieën tot 40 ton koffers per dag versleuren, worden 600 overuren niet uitbetaald en mogen ze geen pauze nemen om iets te eten of drinken. ,,En dat allemaal voor een loontje van 1.400 euro.” [2] 
    • Als u uw aangifte langs elektronische weg indient, hoeft u ook niet noodzakelijk de bijlagen voor giften, hypothecaire leningen en andere aftrekposten toe te voegen. U vinkt gewoon het hokje aan waardoor u zich ertoe verbindt om de verantwoordingsstukken ter beschikking te houden van de fiscus. Op deze manier spaart u een aantal postzegels uit en bespaart u de postbode een hernia door het versleuren van honderden bruine omslagen. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

71 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen