verlegt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·legt

Werkwoord

vervoeging van
verleggen

verlegt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verleggen
    • Jij verlegt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verleggen
    • Hij verlegt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verleggen
    • Verlegt!