verkopert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ko·pert

Werkwoord

vervoeging van
verkoperen

verkopert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verkoperen
    • Jij verkopert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verkoperen
    • Hij verkopert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verkoperen
    • Verkopert!