verkleint

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·kleint

Werkwoord

vervoeging van
verkleinen

verkleint

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verkleinen
    • Jij verkleint. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verkleinen
    • Hij verkleint. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verkleinen
    • Verkleint!