verhevigt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·he·vigt

Werkwoord

vervoeging van
verhevigen

verhevigt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhevigen
    • Jij verhevigt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhevigen
    • Hij verhevigt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verhevigen
    • Verhevigt!