Naar inhoud springen

unschuldiche

Uit WikiWoordenboek
  • un·schul·di·che

unschuldiche

  1. attributieve vorm bepaald datief enkelvoud van unschuldich

unschuldiche

  1. attributieve vorm bepaald meervoud van unschuldich
    «Uff em Freidaagowed hot die ISIS widder en Aagriff uff unschuldiche Leit geduh.»
    Laatste vrijdagavond heeft de ISIS weer een aanval op onschuldige mensen gemaakt.

unschuldiche

  1. attributieve vorm onbepaald datief enkelvoud van unschuldich

unschuldiche

  1. attributieve vorm onbepaald datief meervoud van unschuldich