uitwaaierende
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- uit·waai·e·ren·de
Werkwoord
vervoeging van: | uitwaaieren |
uitwaaierende
- verbogen vorm van uitwaaierend, het onvoltooid deelwoord van uitwaaieren
Bijvoeglijk naamwoord
uitwaaierende
- verbogen vorm van de stellende trap van uitwaaierend