uitparkerende
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- uit·par·ke·ren·de
Werkwoord
vervoeging van: | uitparkeren |
uitparkerende
- verbogen vorm van uitparkerend, het onvoltooid deelwoord van uitparkeren
vervoeging van: | uitparkeren |
verbogen vorm: | uitparkerendee |
uitparkerende