uitgezonden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·ge·zon·den
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: uitzenden…
verbogen vorm: uitgezondene

uitgezonden

  1. voltooid deelwoord van uitzenden
     ‘Ik heb vertrouwen in het handelen van de overheid. Ik heb desinfecterende handgel bij me, net als in de tijden dat ik uitgezonden was naar Afrika. Zelf ben ik niet zo bang voor het virus.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    Charlotte Huisman
    “Wie neemt er nog de trein op een stil Utrecht Centraal?” (13 maart 2020), de Volkskrant