tuiniert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tui·niert

Werkwoord

vervoeging van
tuinieren

tuiniert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tuinieren
    • Jij tuiniert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tuinieren
    • Hij tuiniert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van tuinieren
    • Tuiniert!