tribaal
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tri·baal
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘stam-’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1976 [1]
- afgeleid van het Latijnse tribus met het achtervoegsel -aal [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | tribaal | tribaler | tribaalst |
verbogen | tribale | tribalere | tribaalste |
partitief | tribaals | tribalers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
tribaal [3]
- betrekking hebbend op een volksstam
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord tribaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tribaal" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "tribaal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ tribaal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be