traverse
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tra·ver·se
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | traverse | traversen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
traverse v
- (verhoogde of verlaagde) oversteekplaast of kruising
- De overlast voor het verkeer valt – tot ieders verbazing – reuze mee, geen files en nauwelijks extra verkeer elders in de stad, waaruit maar weer blijkt dat de traverse als sluiproute wordt gebruikt om van Noord naar Zuid te rijden, in plaats van dat gebruikt wordt gemaakt van de ring. (Mirjam de Winter NRC 13 mei 2016)
- dwars op de hoofdwal van een vestng staande aarden wal
- bergpad langs steile wand
Gangbaarheid
- Het woord traverse staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "traverse" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
69 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be