transporteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trans·por·teert

Werkwoord

vervoeging van
transporteren

transporteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van transporteren
    • Jij transporteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van transporteren
    • Hij transporteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van transporteren
    • Transporteert!