transformeert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- trans·for·meert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
transformeren |
transformeert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van transformeren
- Jij transformeert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van transformeren
- Hij transformeert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van transformeren
- Transformeert!