trancheert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: trancheert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- tran·cheert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
trancheren |
trancheert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trancheren
- Jij trancheert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trancheren
- Hij trancheert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van trancheren
- Trancheert!