toss
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- toss
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘opgooi’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1889 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toss | tosses |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- opgooi van een muntstuk om uit te maken wie begint of in welke richting men zal spelen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord toss staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "toss" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
60 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "toss" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ toss op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be