tombe

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tom·be
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘praalgraf’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord tombe tomben
tombes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de tombev / m

  1. (bouwkunde) een bouwwerk dat bedoeld is een dode te huisvesten
    • Hij bezocht de tombe van Napoleon in Parijs. 

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen