titelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ti·telt

Werkwoord

vervoeging van
titelen

titelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van titelen
    • Jij titelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van titelen
    • Hij titelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van titelen
    • Titelt!