tinderen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tin·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tinderen
tinderde
getinderd
zwak -d volledig

Werkwoord

tinderen

  1. onbekende mensen beter leren kennen om een ontmoeting af te spreken met behulp van de app Tinder
    • Toen de agent vroeg waar ze dan zo druk mee was antwoordde ze dat ze nog even aan het tinderen was, want dat 'moest ze natuurlijk wel goed bijhouden'. "Nieuwsgierig vroeg ik of ik met de dame mee mocht kijken", gaat de agent verder. "Ze liet me haar Tinderprofiel zien waar allerlei mannen voorbij kwamen: 50 jaar, 65 jaar en zelfs 81 jaar oud." [2]

Meer informatie

Verwijzingen