timur
![]() |
Indonesisch
Woordherkomst en -opbouw
Woordafbreking
- ti·mur
Zelfstandig naamwoord
timur
- (windstreek) oosten, oost in samenstellingen die geen naam zijn; wordt als naam van de windrichting zelf of deel van een aardrijkskundige naam met een hoofdletter gespeld
- «Matahari terbit di sebelah timur.»
- De zon komt op in het oosten.
- «Matahari terbit di sebelah timur.»