timer
Inhoud
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ti·mer
Woordherkomst en -opbouw
uit het Engels timer = klok
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | timer | timers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
timer m
- klok (in computers en andere electronische apparatuur)
- In iedere computer zit een timer die bepaalt hoe snel de berekeningen worden uitgevoerd.
- wekker
- Voor je gaat bakken moet je de timer van de over op 60 minuten zetten.
Gangbaarheid
- Het woord timer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'timer' herkend door
96 % | van de Nederlanders |
99 % | van de Vlamingen. |