tilt

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  tilt    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• tilt

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘standhoek’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1963

Werkwoord

vervoeging van
tillen

tilt

1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tillen
   

   • Jij tilt. 

2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tillen
   

   • Hij tilt. 

3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van tillen
   

   • Tilt! 

   ▸ Cornelia tilt Thea op als het schrapende geluid tot in Marens longen zakt.

   ▸ 'Wilt u iets zeggen?' Als een vogel met gebroken vleugels tilt Johannes zijn armen zo ver mogelijk op.

   ▸ Nella komt in de schaduwen van haar plaats en tilt haar arm op.

Gangbaarheid

• Het woord tilt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Engels

Uitspraak

• Geluid:  tilt (VK)    (hulp, bestand)

Woordherkomst en -opbouw

• erfwoord van Middelengels tilten, Angelsaksisch tyltan. Verwant met Middelnederlands touteren.

vervoeging
onbepaalde wijs	to  tilt
he/she/it	tilts
verleden tijd	tilted
voltooid deelwoord	tilted
onvoltooid deelwoord	tilting
gebiedende wijs	tilt

Werkwoord

tilt

1. onovergankelijk overhellen, scheef/schuin staan
2. onovergankelijk, (spel) deelnemen aan aan een toernooi [2]
3. overgankelijk doen overhellen, scheef/schuin doen staan
4. overgankelijk  vellen ww  [2]
5. overgankelijk een huif [2] of zeil spannen over

enkelvoud	meervoud
tilt	tilts

Zelfstandig naamwoord

tilt

1. schuinte
2. (spel) steekspel, toernooi [2]
3. geneigdheid, neiging
4. dekzeil, huif