thuisloos
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- thuis·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | thuisloos | thuislozer | thuisloost |
verbogen | thuisloze | thuislozere | thuislooste |
partitief | thuisloos | thuislozers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
thuisloos
- zonder vaste woon- of verblijfplaats
- Na de scheiding was de alcoholist thuisloos. Hij stond wel ingeschreven bij zijn moeder waar hij vaak overnachtte maar niet echt woonde.
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord thuisloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "thuisloos" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be