tapisseert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: tapisseert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ta·pis·seert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
tapisseren |
tapisseert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tapisseren
- Jij tapisseert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tapisseren
- Hij tapisseert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van tapisseren
- Tapisseert!
Gangbaarheid
- Het woord 'tapisseert' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.