tantaliseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tan·ta·li·seert

Werkwoord

vervoeging van
tantaliseren

tantaliseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tantaliseren
    • Jij tantaliseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tantaliseren
    • Hij tantaliseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van tantaliseren
    • Tantaliseert! 

Gangbaarheid