tantaliseren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tan·ta·li·se·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

tantaliseren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tantaliseren
tantaliseerde
getantaliseerd
zwak -d volledig
  1. iemand kwellen door lust op te wekken die men niet bevredigt
Synoniemen

Gangbaarheid

54 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen