supervisar
Uiterlijk
- su·per·vi·sar
supervisar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
supervisar |
supervisaba |
supervisado |
volledig |
- overgankelijk surveilleren, toezicht houden op
- controleren, inspecteren
- [1] vigilar
- [2] inspeccionar
- supervisar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española