stuitten af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stuit·ten af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afstuiten

stuitten af

  1. meervoud verleden tijd van afstuiten
    • Wij stuitten af. 
    • Jullie stuitten af. 
    • Zij stuitten af. 


Gangbaarheid