strijk uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • strijk uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitstrijken

strijk uit

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstrijken
    • Ik strijk uit. 
  2. gebiedende wijs van uitstrijken
    • Strijk uit! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstrijken
    • Strijk je uit? 


Gangbaarheid