stonfutu
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ston·fu·tu
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Surinaams - Nederlands
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stonfutu | stonfutu's |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
stonfutu
- steunpilaar
- ▸ Mijn neef en mijn tante leerden mij over mijn Surinaamse roots. Zij gaven mij een referentiekader. Bij wijze van spreken vormen zij mijn steunpilaren, stonfutu – spreek uit stongfoetoe – geen garantie dat ik nooit meer een flater sla of de plank missla, maar ze helpen wel en geven mij een stevig gevoel dat ik tot op de dag van vandaag voel groeien.[1]
Gangbaarheid
- Het woord stonfutu staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron ETCHICA VOORN“Steunpilaren – Stonfutu” (23 AUGUSTUS 2018), dubbelbloed.eu