stemde tegen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stem·de te·gen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
tegenstemmen

stemde tegen

  1. enkelvoud verleden tijd van tegenstemmen
    • Ik stemde tegen. 
    • Jij stemde tegen. 
    • Hij, zij, het stemde tegen. 


Gangbaarheid