sputterde tegen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sput·ter·de te·gen
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
tegensputteren |
sputterde tegen
- enkelvoud verleden tijd van tegensputteren
- Ik sputterde tegen.
- Jij sputterde tegen.
- Hij, zij, het sputterde tegen.
- Ik sputterde tegen.
Gangbaarheid
- Het woord sputterde tegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.