sprenkelt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- spren·kelt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
sprenkelen |
sprenkelt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sprenkelen
- Jij sprenkelt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sprenkelen
- Hij sprenkelt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van sprenkelen
- Sprenkelt!