spioneert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spi·o·neert

Werkwoord

vervoeging van
spioneren

spioneert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spioneren
    • Jij spioneert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spioneren
    • Hij spioneert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van spioneren
    • Spioneert!