spijkert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spij·kert

Werkwoord

vervoeging van
spijkeren

spijkert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spijkeren
    • Jij spijkert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spijkeren
    • Hij spijkert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van spijkeren
    • Spijkert! 

Meer informatie