Naar inhoud springen

spijkerde bij

Uit WikiWoordenboek
  • spij·ker·de bij
vervoeging van
bijspijkeren

spijkerde bij

  1. enkelvoud verleden tijd van bijspijkeren
    • Ik spijkerde bij. 
    • Jij spijkerde bij. 
    • Hij, zij, het spijkerde bij.