spendeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spen·deer

Werkwoord

vervoeging van
spenderen

spendeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spenderen
    • Ik spendeer. 
  2. gebiedende wijs van spenderen
    • Spendeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spenderen
    • Spendeer je?