sommeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • som·meert

Werkwoord

vervoeging van
sommeren

sommeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sommeren
    • Jij sommeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sommeren
    • Hij sommeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van sommeren
    • Sommeert!