sleet uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sleet uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitslijten

sleet uit

  1. enkelvoud verleden tijd van uitslijten
    • Ik sleet uit. 
    • Jij sleet uit. 
    • Hij, zij, het sleet uit. 


Gangbaarheid