sjokkerig

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sjok·ke·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen sjokkerig sjokkeriger sjokkerigst
verbogen sjokkerige sjokkerigere sjokkerigste
partitief sjokkerigs sjokkerigers -

Bijvoeglijk naamwoord

sjokkerig [1]

  1. op een slepende manier lopen of langzaam rennen
    • De eerste dagen valt 't schoolleven hem moeilijk, gaan de lesuren zanikerig voorbij. Wel 'n dag of acht zijn er mee gemoeid, vóór hij weer heelemaal in 't ouwe, sjokkerig gareel loopt [2] 

Gangbaarheid

79 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen