Naar inhoud springen

shorttrackt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • short·trackt

Werkwoord

vervoeging van
shorttracken

shorttrackt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van shorttracken
    • Jij shorttrackt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van shorttracken
    • Hij shorttrackt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van shorttracken
    • Shorttrackt! 

Gangbaarheid