seum
Uiterlijk
seum m
- (spreektaal) haat, verbittering, rancune
- «Quand Marceline a dit à Joseph qu’il savait pas jouer, il avait trop l’seum!»
- Toen Marceline tegen Joseph zei dat-ie niet kon spelen, was hij ontzettend verbitterd! [3]
- «Quand Marceline a dit à Joseph qu’il savait pas jouer, il avait trop l’seum!»
- sème
- Avoir le seum.
De pest in hebben, verbitterd, wrokkig zijn.
- ↑ Didier Pourquery, "Les blogs, Juste un mot: le seum", in huffingtonpost.fr.
- ↑ Vincent Mongaillard, Petit Livre de - La Tchatche. Online: books.google.fr
- ↑ Wouw, Berry van de, Woordenboek populair Frans - Nederlands. Woordenboek van het Frans dat u op school nooit leerde, 2e druk, Breda: Uitgeverij Arti-Choc, 2014; p. 188