schoffelt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- schof·felt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
schoffelen |
schoffelt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schoffelen
- Jij schoffelt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schoffelen
- Hij schoffelt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van schoffelen
- Schoffelt!